Goed openbaar bestuur is essentieel voor het functioneren van onze democratische rechtsstaat. Zonder goed openbaar bestuur kan er geen gezonde wisselwerking plaatsvinden tussen overheid en samenleving en kan de overheid niet in maatschappelijke behoeften voorzien.
Om de behartiging van publieke waarden te waarborgen, hebben we in Nederland de gedragscode goed openbaar bestuur (good governance). Het is daarom belangrijk de samenhang tussen publieke waarden en goed openbaar bestuur te sturen en bewaken.
“… Het dienen van het publieke belang met de monopolies op belasting, geweld en regelgeving in de hand, vraagt een sterk verantwoordelijkheidsgevoel en een gewetensvolle invulling van de taken en verantwoordelijkheden. Een gewetensvolle invulling betekent dat besturen van organisaties in het openbaar bestuur zich niet alleen houden aan wet- en regelgeving, maar ook intrinsiek gemotiveerd zijn om altijd ten dienste van het publieke belang te functioneren en dat in hun functioneren laten zien” (brochure goed openbaar bestuur, 2009).
Goed bestuur voldoet aan de volgende eigenschappen:
- focussen op het doel van de organisatie en op resultaten van diensten voor burgers en gebruikers
- effectief presteren met duidelijk omschreven functies en rollen.
- waarden bevorderen voor de gehele organisatie en waarden van goed bestuur aantonen door middel van gedrag
- weloverwogen, transparante besluiten nemen en risico’s managen
- capaciteit en vermogen van een effectief bestuursorgaan ontwikkelen
- belanghebbenden betrekken, en echt verantwoordingsplichtig maken.
E.e.a. is in Nederland vertaald en vormgegeven in de code “goed openbaar bestuur”:
1. Openheid en integriteit
Het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat. Het bestuur geeft in zijn gedrag het goede voorbeeld, zowel binnen de organisatie als daarbuiten.
2. Participatie
Het bestuur weet wat er leeft in de maatschappij en laat zien wat het daarmee doet.
3. Behoorlijke contacten met burgers
Het bestuur en de organisatie gedragen zich behoorlijk in contacten met burgers.
4. Doelgerichtheid en doelmatigheid
Het bestuur maakt de doelen van de organisatie bekend en neemt de beslissingen en maatregelen die nodig zijn om de gestelde doelen te behalen.
5. Legitimiteit
Het bestuur neemt de beslissingen en maatregelen die het mag nemen en die in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving. De beslissingen zijn te rechtvaardigen.
6. Lerend en zelfreinigend vermogen
Het bestuur verbetert zijn prestaties en die van de organisatie, en richt de organisatie hier op in.
7. Verantwoording
Het bestuur is bereid zich regelmatig en ruimhartig jegens de omgeving te verantwoorden.