Focus op de karakteristieken van HPVGO is de randvoorwaarde voor succesvolle participatie, duurzaam besturen, en optimaal excelleren
Vertrouwen, in algemene zin, kan worden omschreven als geloof in de goede bedoelingen van andere actoren, in het bijzonder wanneer hun acties niet kunnen worden beïnvloed (Dekker, 2006; Sztompka, 1999). In het geval van politiek vertrouwen richt dit oordeel zich op politieke instituties en volksvertegenwoordigers. Het begrip ‘politiek vertrouwen’ kan zodoende worden gedefinieerd als een breed oordeel over het politieke systeem, gebaseerd op de mate waarin politici en instituties in de ogen van burgers zullen handelen naar hun wensen en het algemeen belang (Miller en Listhaug, 1990; Hetherington 1998).
Er kunnen grofweg drie grote verklaringen van individuele verschillen in ontbrekend vertrouwen in de overheid worden onderscheiden:
1) Maatschappelijk onbehagen (Elchardus). Het is vooral een uiting van een algemenere onvrede, (materiële en morele) onzekerheid, verongelijktheid en gebrek aan vertrouwen in alles.
2) Prestaties/beleidsinhoud. Het is een uitkomst van grote (langdurige/ernstige) ontevredenheid over het gevoerde beleid: de regering presteert niet genoeg, levert niet wat ze belooft.
3) De politiek. Het is niet zozeer de inhoud van het beleid maar de manier waarop politiek in Den Haag wordt bedreven: de politici, hun gebrek aan responsiviteit, etc.
M.a.w. de burger (kiezer) moet het vertrouwen hebben in de bestuurder. Vertrouwen heeft daarmee alles te maken met goed openbaar bestuur. Waarom? Een goed openbaar bestuurder stelt zichzelf eerst de vraag wat de burger verlangt of nodig heeft? En zet dit vervolgens om naar strategie, beleid, en uitvoering. Maar wat zijn nu de succesfactoren om dit geheel tot een succes te maken ten gunste van de samenleving?